Een van mijn grote hobby's is het verzamelen van kinder- en jeugdboeken. Piggelmee, Bartje Kokliko, Piet Stuifzand, Arretje Nof en De Trappers zijn enkele boeken die bij mijn grootouders stonden. Als ik blader in deze boeken beleef ik weer de vakanties daar.Ik kan me geen huis voorstellen zonder boeken. Ook van de oude schoolboekjes kan ik intens genieten. Ik ruik weer de inkt, het papier en het klaslokaal. Die heerlijke schooltijd zal ik nooit vergeten!

Over mij

Mijn foto
Mijn jeugd bracht ik door aan de Oude Rijn. Na diverse omzwervingen kwam ik er toch weer terecht, waar oude herinneringen herleven. Ik geloof dat je nooit echt los komt van de plaats waar je geboren en getogen bent.

zaterdag 27 oktober 2007

Kinderboeken R t/m S

Jeanne Reyneke van Stuwe

----------------------

















Een der vele genoeglijkheden, die de vier nichtjes zich konden veroorloven, nu zij, gelukkig, allen geslaagd waren voor het eind-examen Hoogere Burgerschool, was het roeien met het gezellige bootje, dat Eva Warnouts op haar laatsten verjaardag gekregen had. Zooals vanzelf spreekt, waren zij allen in de beste stemming. Na het zware jaar van ingespannen werken, dat met zoo'n mooi succes bekroond was geworden, voelden zij zich allen zoo heerlijk vrij en opgelucht. De vier nichtjes: Eva Warnouts, Bep Warnouts, Angeline van Eslingen en Rhoda Overmeer, waren ook vier vriendinnen en hadden, behoudens eenige meeningsverschillen en min of meer ernstige kibbelpartijen, altijd goed met elkander overweg gekund. Zij gingen samen uit, zij hielpen elkander voort met schoolvakken, waarvan de een meer dan de ander begreep, wandelden, fietsten, roeiden samen en maakten ook veel gekheid samen, daar zij alle vier een levendige, opgeruimde natuur bezaten.


Jan Roelfs

--------------------



















"Zingen is een van de mooiste dingen, die je kunt doen," had de kampko gezegd. Ja hier, aan het kampvuur, in deze bijna spookachtige omgeving waar de vuurgloed grillige schaduwen naast de jongens tekende en waar je zij aan zij lag te turen in het wisselend vlammenspel, hier leek het een andere wereld. De wereld van het kamp! Hoor, nu zongen ze een pittig lied.
Bergen gaan wij beklimmen, tot op de verste top,
Opwaarts naar de kimmen, hoger en hoger op,
Luisteren vanwaar de stormwind bruist,
Kijken wat achter de bergen huist,
Wat is de wereld wijd, wat is de wereld wijd!


Martha de Rover
--------------------




















't Is heel stil in het bos. De zon schijnt tussen de bomen door en maakt mooie schaduwen op de grond. "Stil", zegt Allert ineens. "Daar....." Hij wijst naar links. Ja, nu ziet Hans het ook. Op een graspolletje, net in de zon, zit een hagedis. Ademloos staan ze te kijken. Wat een mooie..... Over zijn rug loopt een bruine streep met witte en donkerbruine stippen er op. Voorzichtig zet Allert zijn busje neer. Hij loopt twee stappen naar voren en valt dan plat op zijn buik. Zijn handen slaan precies op het polletje, waar de hagedis zit. "Heb j'em?"vraagt Hans. Allert kijkt onder zijn handen, en nee..... de hagedis is net tussen z'n vingers doorgeglipt. "Eerst had ik hem beet," zegt Allert, "maar ik sloeg op zijn staart. Die liet hij van schrik los en zelf is hij gevlucht. Kijk!"en Allert houdt de bruine staart van de hagedis in de hoogte. "Oh.....hij kronkelt nog," ziet Hans. "ja, als er gevaar is, kunnen ze hun staart loslaten en zelf wegvluchten," weet Allert.


Samen de wereld door

--------------------


















Alles was heel stil in de kleine kamer waar Johannes zat, aan het sterfbed van zijn zieken vader, want sterven zou vader, dat had de dokter gezegd, die reeds eenige dagen achtereen de armoedige woning bezocht had. En nu vandaag, vader voelde het en Johannes begreep het, zou de dood komen, die Johannes het eenigste wezen dat hij liefhad en dat zijn familie was, zou ontrooven. Den geheelen middag had de zieke geslapen en Johannes had maar zitten waken, stil heel stil, want niets verstoorde de stilte, en er was haast geen licht in het vertrek. Eindelijk tegen den avond ontwaakte de zieke en hij riep Johannes bij zich en kuste hem vele malen en zei tegen hem: "Lieve Johannes ik ga je verlaten, onze lieve Heer wil dat nu eenmaal zoo, maar beloof mij, dat je altijd een goede vlijtige en eerlijke jongen zult zijn, wees altijd braaf en tegen iedereen vriendelijk en behulpzaam. Toen kuste hij hem nogmaals en voordat Johannes wat had kunnen zeggen stierf hij.

Bastiaan Schaap
--------------------




















Dan staat de boer op en loopt naar het paard. Hij pakt de leidsels beet en langzaam draait de wagen om. Nu kunnen ze weer naar de Zandweg rijden. De boer koimt boven op de bok. "Kom Annemoeke," roept hij. "Nu moet je weer naar huis. Anders weet je moesje niet waar je blijft." Ja, dat vindt Annemoeke ook. De boerin beurt haar op en zet haar naast de boer. Boven op de bok. Daarna geeft zij het mandje aan. Dat moet Annemieke maar naast zich neerzetten. En weet je wie er ook op de wagen springt? Hektor! Wat kan hij goed springen. Hij gaat tussen de boer en Annemieke in zitten. "Woef, woef!" roept hij. Dat betekent: "Ik wil ook mee!" "Mag dat, Annemieke?" vraagt de boer. "Ja hoor," zegt Annemieke, "dat mag best."Ze is nu niet bang meer voor Hektor. En ze is ook niet meer boos op hem. Ze legt haar arm op zijn hals. Ze zijn immers vrienden geworden.


J.L. Schoolland
--------------------




















Ze staan voor het winkeltje op het plein. "Wat zal ik opa geven?" vraagt Henk. Er ligt van alles achter het raam. Flesjes eau de cologne. Kopjes en schotels. Stukken zeep. Eierdopjes. Doosjes met sigaren. Een grote pijp. "Die pijp kost twee gulden vijftig," leest hij hardop. "Veel te duur," zegt Henk spijtig. Hij pakt zijn portemonnee. Er zit nog negentig cent in. Gisteren heeft hij druiven gekocht voor Arie. Die kosten vijftig cent. En gistermiddag hebben ze een ijsje gekocht. Een kleintje, van een dubbeltje. Ze gaan het winkeltje binnen. Ting, ting, tingeling. Er staat een dikke juffrouw achter de toonbank. "Daag," groet ze vriendelijk. Ze kijkt de jongens aan. Dan kijkt ze lang naar Kees. "Kees de Boer," roept ze uit, "Jij bent Kees de Boer. Kom je hier weer wonen? Bij wie dan?" Kees schudt zijn hoofd. Hij wordt een beetje verlegen. Henk zegt: "Kees is nu mijn broertje."


Carla Simons
-------------------





















Snip, Snap en Snavelmond waren heelemaal van streek. Zooveel drukte en lawaai in hun vijver, met een stok in het rustige water en een kiezelsteen naar hùn eiland, - zoo'n rustverstoorders waren ze niet gewend! En daar lag me warempel nog die bal, die indringer, die zich niet had laten vangen. Hij dreef langzaam maar zeker verder 't water in, tot vlak bij de verbaasde eendenbroertjes. - Goeden middag, zei de bal, - lekker weertje, hè dikkerdjes? Snip keek beleedigd op uit zijn witte veeren maar de bal liet zich niet van de wijs brengen. - 'n Heerlijk leventje hebben jullie, zei hij, om zich heen kijkend. - Hoort dit eiland van jullie? 'n Aardig uitzicht op het park, frisch water, en eten en drinken in overvloed! Geen wonder, dat jullie zoo lui en vet geworden zijn! Mag ik me even voorstellen? Ik ben Kaatsebal Spring-maar-Raak, en ik ben in 't water gesprongen omdat ik genoeg had van mijn tegenwoordig leven. - Je woonde zeker bij ruwe kinderen," zei Snavelmond, die aan den kiezelsteen dacht. - Och, dat is 't niet, antwoordde de bal, - ik kon aardig met ze overweg, maar 't begon me te vervelen, altijd in dat huis te wonen, ik wou de wereld zien; en daarom ben ik in 't water gesprongen en ik ga een eindje ronddrijven, om te zien wat 't lot me brengen zal!


Co van der Steen - Pijpers
--------------------



















Maar de man geeft hem er de kans niet toe. "Verdwijn," schreeuwt hij, "en een beetje vlug. Laat ik je niet in m'n handen krijgen!" Hij doet een stap naar voren. Barendje heeft zich al omgedraaid en het op een lopen gezet. Bij al z'n zorgen en bangheid is nu ook nog gekomen de angst voor de boze man. Al lopend probeert hij om te kijken, of de man hem achternazit. Hij struikelt over een boomwortel en maait met beide armen om zich heen. Hij valt niet, en voort gaat het. Als hij de eerste huizen van het dorp ziet, durft hij pas wat langzamer te lopen. Z'n hart bonst en hij heeft pijn in z'n zij. Maar hij hoort niets achter zich. Trillend van moeheid komt hij op school. Nieuwe schrik: het plein is leeg. Hij is te laat! Aarzelend klopt hij op de deur van de klas. Dineke doet open. Langs de muur schuift Barendje naar binnen. Hij weet zelf niet hoe hij er uit ziet. Z'n gezicht is vol vuile vegen. Op z'n blouse en in z'n haar zitten dennenaalden en dorre bladeren. En z'n handen, die konden wel van zwarte Piet zijn. "Wat heb jij uitgevoerd?" vraagt meester Van Maanen, verbaasd en tegelijk streng. "Hout gesprokkeld," fluistert Barendje.





















Even later staan ze tegenover elkaar. In hun verlegenheid weten ze niet anders te doen dan elkaar de hand te schudden. Barendje is nog nooit zo blij geweest, dat hij Bertus zag. En Bertus is al even blij, omdat Barendje geen ongeluk gekregen heeft. " 't Was mijn schuld," zegt Bertus, "maar ik zal het nooit weer doen!" Barendje begrijpt niet goed, wat Bertus bedoelt, en 't kan hem ook niet schelen. Hij is niet meer alleen, en hij kan naar huis! " 't Was mijn schuld ook," zegt hij, en dat begrijpt Bertus weer niet. En dan is vader er ook, moeilijk fietsend op het smalle paadje. "Vader, 'k heb een schuilhut gemaakt, en 'k heb geslapen en....." "Vertel straks maar verder," zegt vader. "Nu gauw naar huis. Ze zijn zo ongerust." Ze lopen tot Grootje Knoest, en dan gaan ze verder op de fiets. Bertus op de stang, en Barendje achterop. "t Is maar gelukkig, dat vader goed fietsen kan, want er steken veel boomwortels boven het pad uit.




















In een stenen gebouw zijn de hokken met leeuwen. "t Is er schemerdonker en Barendje knijpt z'n neus dicht, zo vies ruikt het er. In de achterste kooi staat een prachtig-grote leeuw. Barendje kan best begrijpen dat de leeuw de koning van de dieren genoemd wordt. Maar hij kijkt zo kwaadaardig. En opeens stoot hij een gebrul uit, een geluid, zó woedend, zó verschrikkelijk, als Barendje nog nooit gehoord heeft. 't Rolt en davert langs de stenen muren. Ontzet hurkt Barendje op de grond, de handen voor z'n gezicht. Wéér brult de leeuw, en wéér! Barendje wil weglopen, maar 't is, of z'n benen lam geworden zijn. Schuw kijkt hij tussen z'n vingers door. De gele ogen van de leeuw fonkelen in het halfdonker. O, als die trálies er toch niet waren..... Daar komt een man in een blauw werkpak. 't Is een oppasser. Hij praat tegen de leeuw met rustige, vriendelijke stem, zoals een ander tegen z'n hond praat. En tot Barendjes grote verbazing kalmeert de leeuw en kwispelt met z'n staart. Wie had dat nu gedacht?


Elisabeth Stelli
-------------------



















Opoe kwam uit het huis en ook tante Dien. Ze brachten de geur van koffie mee en vers gebakken koek. Tante Dien vond Janneke groter geworden en opoe prees: "Een flinke deern!" waarop Janneke's appelwangen nog wat roder werden. "Och!" schrok tante Dien en sloeg de hand tegen de wang. "Op zó'n grote deern he'k nie 'erekend mit de eerpels!" Dat was natuurlijk maar plagerij van haar want ze lachte Janneke bemoedigend toe en voegde er bij, dat ze net zoveel mocht eten als ze maar lustte. In de woonkamer geurde de koffie. De dikbuikige kan, die nooit leeg raakte, stond op de kachel; 't was warm in 't vertrek, maar de deur kon open blijven zei opoe. Ze had de zelfgebakken boterkoek al gesneden, en ieder kreeg een plak bij zijn kom koffie. Een gans kwam met gerekte hals nieuwsgierig binnengluren; toen hij echter vreemden zag blies hij nijdig. Ganzen zijn heel waakzaam en vallen vreemde indringers aan, ze pakken hen met de vleugels.....kom dan maar eens los!

Anna Sutori
--------------------



















Els kon het verfoeien dat ze zo slordig was geweest. Waarom had ze dat geld niet onmiddellijk meegenomen? Waarom was ze eraan begonnen om die plaatskaarten te verkopen? Henk en Jaap hadden het werk met genoegen gedaan, maar zij vond het nu eens leuk om gewichtig werk te doen. O! Ze kon zichzelf nu wel haten! Toen ze even vrij was praatte ze erover met Margriet en Riet. 't Was een raadsel, want ze wisten allemaal dat er toch niemand in de buurt van het geld geweest was. "Anneke had ook gespiekt," zei Margriet zacht. Ze durfde het haast niet te zeggen. "Ze vond het zo erg dat ze niets voor thuis kon kopen voor Kerstpresentjes," vulde Ans aan. "En zou er ik weet niet wat voor over hebben," fluisterde Riet weer. "Spieken is ook oneerlijk," zei Margriet nogmaals. Met bezwaarde harten gingen ze verder spelen. Ze moesten er de animo inhouden tot 't einde toe, maar het was niet makkelijk! Els zat met de zorg en Anneke..... Wat kijkt die ernstig, dacht Jaap. Er moet ineens iets gebeurd zijn, maar wat?


Jonathan Swift
--------------------




















Op het kruispunt van de twee hoofdstraten zag ik het koninklijk paleis. Het was omgeven door een hoge muur van tufsteen. De koning had mij vergunning gegeven over deze muur heen te stappen, ik deed het met grote schroom. Stel je voor, dat ik iets zou beschadigen of vernielen! Doch Zijne Majesteit kwam mij in zijn park reeds tegemoet; hij stelde er prijs op, dat ik de pracht van zijn paleis van nabij zou bezien. Toch leek het mij, dat ik nooit in de onmiddellijke nabijheid van het paleis zou kunnen komen. Er stond namelijk een ring van hoge bomen omheen, ik kon er, zonder ze te knakken, niet overheen komen. Ik wilde terugkeren, maar de koning beduidde mij dat ik een drietal bomen zou kappen. "Hak ze gerust om, mijnheer!" riep hij mij toe. "Ik had er allang enige willen opruimen. Ze ontnemen mij het morgenlicht in mijn slaapvertrek."

Geen opmerkingen: